BEAUCERON
Deze veelzijdige Fransman is een echte herdershond: vastberaden, moedig, oplettend en trouw aan ‘zijn’ gezin. Een Beauceron houdt van werken, luistert naar zijn baas en is een prima waakhond. Hij is niet dol op vreemden en ook niet op soortgenoten van hetzelfde geslacht.
Ras afkomst: Frankrijk
Andere rasnamen: Bas rouge, Beauceron
Uiterlijke kenmerken van de Beauceron
Vee- en schapenhoeder (schapen en rundvee). Waakhond. Verdedigingshond. Legerhond. Spoorzoeker. Reddingshond. Gezelschapshond.
Herdershonden
Het karakter van de Beauceron
Deze hond is vastberaden, moedig, snel, flink en oplettend en dwingt respect af. Hij is argwanend tegenover vreemden en geeft zich niet snel gewonnen. Hij is loyaal ten opzichte van zijn baas en vriendelijk met kinderen. Hij voelt zich verbonden met het hele gezin, maar is op zijn hoede als er vreemden aanwezig zijn. De baas moet er op bedacht zijn dat dit ras duidelijk zijn dominantie ten opzichte van andere reuen toont. Zijn goed ontwikkelde reukvermogen wordt gebruikt om truffels op te sporen. Hij is een verstandige hond, die vastberaden, dynamisch en moedig is als hij werkt, maar die tevens gehoorzaam en makkelijk in de omgang is.
Kleur
Black-and-tan (tweekleurig), bas rouge (meest voorkomend). Glanzend zwart. Tan als kleur van eekhoorn. Tan aftekeningen: vlekken boven de ogen, op de zijkant van de snuit, hals en onder de staart. Tan strekt zich op de benen uit tot de voeten en polsen (het kleurenpatroon vormt een `sok', vandaar de naam Bas Rouge, oftewel Rode Sokken). Harlekijn: grijs, zwart en tan (driekleurig): gelijke hoeveelheid grijs en zwart in vlekken, met dezelfde karakteristieke tan vlekken.
Lichaam
Stevig, krachtig, goed ontwikkeld en gespierd, maar niet zwaar. Gespierde hals. Brede, diepe borstkas. Rechte rug. Nauwelijks hellende croupe. Brede lendenen.
Schofthoogte
Reuen: 65-70 cm. Teven: 61-68 cm.
Gewicht
27-37 kg.
Type
Herdershonden
Hoofd
Lang (2/5 van de grootte), goed gebeitel hoofd, met een vlakke schedel. Geen uitgesproken stop. Licht gewelfde neusrug. Snuit niet recht, noch spits.
Ogen
Rond, donker van kleur. Vrijmoedige uitdrukking.
Oren
Hoog aangezet. Van nature hangend, kort en vlak, maar niet te dicht bij het hoofd.
Vacht
Vlak op het hoofd. Zwaar en dicht, vlak tegen het lichaam liggend (3 tot 4 cm lang). Met lichte bevedering op de dijen en onderzijde. Zeer korte, fijne, dichte en zachte ondervacht, bij voorkeur muisgrijs.
Poten
Twee Hubertusklauwen aan de binnenkant van elk achterbeen, dicht bij de voet. Benen iets naar achteren geplaatst. Ronde, sterke voeten.
Staart
Recht naar beneden gedragen, tot het spronggewricht reikend, met een lichte J-vormige boog. Enigszins dichte vacht.